In deze blog beschrijf ik wat er gedaan moet worden met fouten uit voorgaande jaren, waarvan de jaarrekeningen al definitief zijn, maar die nu pas aan het licht zijn gekomen. De betreffende jaarrekening kan hiermee namelijk behoorlijk tekortschieten in het geven van een goed inzicht in o.a. de financiële positie van een onderneming, en daardoor dus onbruikbaar zijn voor de gebruikers van de jaarrekening (oftewel in strijd met artikel 2: 362 BW; het inzichtsvereiste van de jaarrekening). NB: Gebruikers van een jaarrekening zijn bijvoorbeeld de aandeelhouders, banken, kredietverstrekkers enz.

Wanneer is er sprake van een fout in een voorgaande jaarrekening?

Fouten in voorgaande boekjaren kunnen bijvoorbeeld ontstaan door onjuist gebruik van betrouwbare informatie die ten tijde van het opstellen van de jaarrekening aanwezig was en waar rekening mee gehouden had moeten worden. Het betreft dus geen nieuwe informatie die aan het licht komt (alsook geen nieuwe gebeurtenis of transactie), de informatie was er dus al op het moment van opstellen (RJ 150).

Voorbeelden van fouten: fraude, rekenfouten, weglaten van transacties, verkeerde interpretatie of niet opmerken van informatie bij het opstellen van de jaarrekening, verkeerde toepassing van grondslagen voor de financiële verslaggeving.

Drie soorten fouten

Als er fouten in voorgaande perioden aan het licht komen, moeten deze natuurlijk worden hersteld. Binnen de regelgeving voor de jaarverslaggeving worden er drie soorten fouten onderscheiden, namelijk:

  1. Onjuistheden waardoor het inzicht in ernstige mate tekortschiet (vroeger werd dit een fundamentele fout genoemd). Zie artikel 2:362 lid 6 BW, tweede zin.
  2. Onjuistheden waardoor het inzicht tekortschiet (materiële fouten). Zie RJ 150.103
  3. Overige fouten (niet-materiële fouten); opbrengen en kosten uit voorgaande jaren die geen materiële fouten zijn. Zie RJ 150.203

De hierboven vermelde wetteksten en regelgeving komen respectievelijk uit het Burgerlijk Wetboek (BW 2) en de RJ-richtlijnen en/of uitingen (Richtlijnen opgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving).

Verwerking van de soorten fouten in het kort:

1.Fouten die ervoor zorgen dat de jaarrekening in ernstige mate tekortschiet in het geven van het vereiste inzicht (werd voorheen een fundamentele fout genoemd).

Verwerking van het cumulatieve effect van de fout (cumulatief betekent alles opgeteld) als rechtstreekse vermogensmutatie in het eigen vermogen* aan het begin van het boekjaar waarin het herstel plaatsvindt. Tevens dienen de vergelijkende cijfers in de balans en verlies- en winstrekening te worden aangepast (dit zijn de cijfers van weer een boekjaar terug -ter vergelijking-).
Toelichting: Alle aandeelhouders of leden dienen hierover geïnformeerd te worden én deze correctie dient bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel gedeponeerd te worden.

2.Materiële fouten: Fouten die ertoe leiden dat de jaarrekening tekortschiet in het geven van het vereiste inzicht, maar niet in ernstige mate.

Verwerking van het cumulatieve effect van de fout als rechtstreekse vermogensmutatie in het eigen vermogen* aan het begin van het boekjaar waarin het herstel plaatsvindt. Ook hier dient een aanpassing van de vergelijkende cijfers in de balans en verlies- en winstrekening verwerkt te worden.

3.Overige (niet-materiële) fouten

Een eventuele opbrengst- of kostensoort welke voortvloeit uit het herstel wordt verwerkt overeenkomstig de aard van deze post. Een toelichting hierbij kan eventueel op basis van artikel 2: 377 lid 7 BW.

*Een rechtstreekse vermogensmutatie gebeurt doorgaans via de Overige Reserves.

Bronnen:

Burgelijk Wetboek Boek 2

Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving