Deze week staat mijn blog helemaal in het teken van de drie boxen binnen de Inkomstenbelasting. Eergisteren heb ik box 1 in een blog behandeld. Gisteren kwam box 2 aan bod. En vandaag dus het slotstuk van deze serie, box 3. Met ingang van het belastingjaar 2017 is de wijze van berekenen van de belasting in box 3 behoorlijk gewijzigd. Handig dus om hier even uitgebreid bij stil te staan. Aangezien we op dit moment allemaal bezig zijn (geweest) met het indienen van de aangifte Inkomstenbelasting over 2017 behandel ik de -nieuwe situatie- zoals die voor dit belastingjaar 2017 geldt.

Box 3: Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (situatie belastingjaar 2017)

In box 3 valt je vermogen. Hieronder verstaat de Belastingdienst zaken zoals een tweede woning, spaargeld of aandelen (zie hieronder een gedetailleerd overzicht van alle bezittingen die in box 3 vallen).

Opvallend aan deze box is dat het hierin niet gaat om het aangeven van je werkelijke inkomsten (zoals je rente op spaargeld, dividend op aandelen enz.). Ook mag je in box 3 niet je werkelijk betaalde kosten / rente aftrekken (zoals rente van een hypotheek op je tweede woning). Hoe wordt de belasting in box 3 dan wel berekend? Dat kun je hieronder lezen.

Wat zijn bezittingen in box 3?

Bezittingen in box 3 zijn:

Heb je een fiscale partner? Dan geef je jullie gezamenlijke bezittingen aan. 

Wat zijn schulden in box 3?

Dit zijn schulden die niet in box 1 of box 2 vallen. De schulden in box 3 moeten conform hun waarde in het economisch verkeer worden aangegeven.

Schulden in box 3 zijn:

  • Negatief saldo op een bankrekening;
  • Schulden voor de financiering van aandelen (behalve aandelen die horen bij een aanmerkelijk belang, obligaties of rechten op periodieke uitkeringen;
  • Schulden voor de financiering van de tweede woning of andere onroerende zaken;
  • (Hypotheek)schulden die u niet in box 1 mag aftrekken, omdat de schuld niet tot de eigenwoningschuld hoort;
  • Schulden volgens de Wet studiefinanciering (studieschulden), tenzij de studieschuld nog kan worden omgezet in een gift;
  • Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie;
  • Bedrag van -leven lang leren krediet- dat u moet terugbetalen;
  • Bedrag van persoonsgebonden budget dat u moet terugbetalen;
  • Een schuld ontstaan door een schenking op papier;
  • Erfbelasting;
  • Bedragen aan toeslagen die u moet terugbetalen.

 

Heb je een fiscale partner? Dan geef je jullie gezamenlijke schulden aan. 

Grondslag voor sparen en beleggen

Er wordt door de Belastingdienst een vast percentage van je grondslag voor sparen en beleggen als behaald voordeel berekend. Deze grondslag voor sparen en beleggen betreft de waarde van je vermogen op 1 januari (van het betreffende belastingjaar). Deze waarde wordt als volgt berekend:

(bezittingen -/- schulden*) -/- heffingsvrij vermogen.

*De schulden worden hierin verlaagd met een drempel, deze drempel bedraagt €  3.000 per persoon. En dus €  6.000 voor fiscale partners samen.

Het voordeel kan nog verder verminderd worden met je eventuele restant aan persoonsgebonden aftrek (als je daarvoor in box 1 te weinig inkomsten voor had).

Het saldo wat uit deze berekening komt, is je belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3).

Heb je een fiscale partner? Dan gaat het om jullie gezamenlijke grondslag voor sparen en beleggen.

Wat is heffingsvrij vermogen?

Elke belastingplichtige heeft in box 3 een heffingsvrij vermogen (van per persoon € 25.000). Als je vermogen lager is dan dit heffingsvrij vermogen, dan heb je geen voordeel uit sparen en beleggen. Oftewel je hoeft dan dus geen belasting te betalen in box 3. Is je vermogen hoger dan het heffingsvrij vermogen, dan moet je over dit meerdere belasting betalen in box 3.

Indien je een fiscale partner hebt, dan is het heffingsvrij vermogen van jullie samen dubbel zo hoog, namelijk € 50.000 (gezamenlijk heffingsvrij vermogen). 

Belastingberekening box 3

Met ingang van het belastingjaar 2017 is de manier van berekenen van je box 3 grondslag veranderd. Er zijn nu 3 schijven om jouw zogeheten -fictief rendement- in box 3 te berekenen. Het is wel een bijzondere manier van berekenen geworden, met verschillende percentages binnen een schijf. Vandaar dat ik ook maar even een rekenvoorbeeld ga opnemen in deze blog om dit te verduidelijken. Hieronder vind je de tabel die de Belastingdienst hanteert om jouw box 3 rendement over je vermogen te berekenen (2017):

Tabel 2017

Schijf Jouw (deel van de) grondslag
sparen en beleggen
Percentage
1,63% (spaardeel)
Percentage
5,39% (beleggingsdeel
Percentage
gemiddeld
rendement
1 T/m € 75.000 67% 33% 2,871%
2 Vanaf € 75.001 t/m € 975.000 21% 79% 4,600%
3 Vanaf € 975.001 0% 100% 5,39%

 

Schijf 1: Er wordt over 67% van je vermogen een rendement van 1,63% berekend, en
over de overige 33% wordt een rendement van 5,39% berekend.

Schijf 2: Er wordt over 21% van je vermogen een rendement van 1,63% berekend, en
over de overige 79% wordt een rendement van 5,39% berekend.

Schijf 3: Over het deel wat daarna (eventueel) nog in schijf 3 valt, wordt volledig 5,39% rendement berekend.

N.B.: In de laatste kolom van de tabel staat per schijf het percentage gemiddeld rendement. Met dit percentage kun je jouw voordeel uit sparen en beleggen berekenen. Voor de liefhebber: Dit gemiddeld rendement is zo berekend: (67% x 1,63%) + (33% x 5,39%) = 2,871% betreffende schijf 1, (21% x 1,63%) + (79% x 5,39%) = 4,600% betreffende schijf 2 en 5,39% (100% van 5,39%) voor schijf 3. 

In 2018 gaan de gemiddeld rendementspercentages omlaag, namelijk naar 2,65%, 4,52% en 5,38%.

Belastingtarief box 3

In box 3 betaal je 30% belasting over je berekende fictief rendement (dit wordt ook wel -vermogensrendementheffing- genoemd).

Rekenvoorbeeld ter indicatie

Zoals beloofd, geef ik nog even een voorbeeld van de belastingberekening in box 3 (met name over hoe je de verschillende percentages in de tabel toepast).

Stel: Je hebt € 125.000 euro aan vermogen (met verder geen aftrekbare schulden of andere extra vrijstellingen) en je hebt geen fiscale partner. Na aftrek van het heffingsvrij vermogen van € 25.000 blijft er € 100.000 euro aan belastbaar vermogen over. Hiervan valt € 75.000 in schijf 1 en € 25.000 in schijf 2. Er is in dit geval te weinig vermogen voor schijf 3.

De berekening van het ficitief rendement is dan (tabel 2017):

Schijven
in box 3
Totaalbedrag
in schijf
Verdeling bedrag
in schijf
Percentage Voordeel
1 € 75.000 67% x € 75.000 = € 50.250 1,63% x € 50.250 €    819
1 € 75.000 33% x € 75.000 = € 24.750 5,39% x € 24.750 € 1.334
2 € 25.000 21% x € 25.000 = € 5.250 1,63% x € 5.250 €      85
2 € 25.000 79% x € 25.000 = € 19.750 5,39% x € 19.750 € 1.064
Totaal voordeel box 3 € 3.302

 

Toelichting berekening:

Schijf 1:

Voor 67% x € 75.000 = € 50.250 geldt het percentage van 1,63%.
Het voordeel is dan 1,63% x € 50.250 = € 819.

Voor 33% x € 75.000 = € 24.750 geldt het percentage van 5,39%.
Het voordeel is dan 5,39% x € 24.750 = € 1.334.

Jouw voordeel in schijf 1 is per saldo totaal € 2.153 (€ 819 + € 1.334).

Schijf 2:

Voor 21% x € 25.000 = € 5.250 geldt het percentage van 1,63%.
Het voordeel is dan 1,63% x € 5.250 = € 85.

Voor 79% x € 25.000 = € 19.750 geldt het percentage van 5,39%.
Het voordeel is dan 5,39% x € 19.750 = € 1.064.

Jouw voordeel in schijf 2 is per saldo € 1.149 (€ 85 + € 1.064) .

Totaal te betalen belasting box 3:

Het voordeel in box 3 is per saldo € 2.153 + € 1.149 = € 3.302.

Je betaalt over dit voordeel 30% belasting = € 991 (30% van € 3.302).

Tot slot